Hieronder kunt u ons beleidsplan raadplegen.
1 Knorretje
1.1 Groepsindeling
Kinderdagverblijf Knorretje bestaat uit twee groepen. Een groep kinderen van 0 tot 2 jaar zitten beneden en een groep van twee t/m vier jaar boven.
De beneden groep telt 14 á 16 kinderen met drie a vier leidsters en de bovengroep 14 á 16
kinderen met twee leidsters. Op de groepen staan vaste leidsters, we werken niet met invalleidsters. We kennen geen open deur beleid.
1.2 Openingstijden
De deuren zijn ‘s morgens open tussen 8.00 en 9.30 uur. Dit is ’s middags van 16.30 tot 18.00 uur. In de tussentijd zijn de deuren gesloten. Als u incidenteel later bent dan 9.30 uur, laat u dat dan even weten.
1.3 Inschrijven
U kunt inschrijven via een inschrijfformulier. Ruim van tevoren wordt u gebeld als er een plekje is voor uw kind.
Broertjes en zusjes krijgen voorrang omdat het niet praktisch is om kinderen naar
verschillende dagverblijven te brengen.
1.4 Wenperiode benedengroep
Als een kindje nieuw komt bij Knorretje dan volgt er eerst een intake gesprek en dan
een wenperiode voor kind en ouder.
De eerste keer blijft de ouder er even bij en neemt de slaap,- en flestijden door met de leidsters.
De wenperiode is 2x van 9.15-12.15 uur.
Gaat het om een ouder kindje dan kijken we naar het kind en overleggen met de
ouders.
1.5 Wenperiode bovengroep
Als een kindje van de beneden groep naar de bovengroep gaat, omdat het tussen de 2 en 2,5 jaar is, wordt er een maand uit getrokken om te wennen.
Eerst gaat het kind na het drinken van 9.30 uur boven spelen tot 11.30 uur.
De tweede keer drinkt het kind ook boven de water mee en komt beneden weer eten.
De derde keer gaat het boven drinken, spelen en ook mee eten.
Daarna een hele dag of twee hele dagen tot het moment dat het bij de bovengroep staat
ingeschreven.
Wij kijken continu naar het kind of wij het wen proces moeten versnellen of juist wat
rustiger aan moeten doen. Dit is per kind verschillend.
Tijdens dit proces is er overleg met de ouders die van te voren op de hoogte zijn
gebracht.
De kinderen krijgen van tevoren een kaart met de informatie wanneer het wennen gaat beginnen.
Ook krijgen zij een boekje met alle liedjes die wij boven zingen.
Als de peuter nog net geen 2 jaar is, wordt er een extra leidster bij gezet vanwege het kindratiobeleid.
De wen peuter wordt op beide groepen mee geteld.
1.6 Emotionele veiligheid
Bij knorretje werken we aan de emotionele veiligheid van het kind:
-De leidster communiceert met de kinderen.
-De leidster heeft een respectvolle houding naar de kinderen.
-Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep.
-De kinderen worden uitgenodigd tot participatie.
-De kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen.
1.7 Persoonlijke competentie
We werken aan persoonlijke competentie:
-De leidster ondersteunt en stimuleert individuele kinderen.
-Er is een goede interactie tussen leidster en kind.
-Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels speelmateriaal
activiteitenaanbod en inrichting.
-Er is aandacht voor leermomenten, hierbij is taal van jonge kinderen belangrijk.
1.8 Indeling en activiteiten
De inrichting van Knorretje is verdeeld in aparte hoekjes voor rustige spelletjes,
knutselen, een poppenhoek, spring en klauterhoekjes enz.
Het speelgoed is gericht op fijne en grove motoriek, leer en ontwikkelingsmethode.
De kinderen doen gezamenlijke en individuele activiteiten, zij leren om samen te spelen
met anderen en leren luisteren naar anderen.
Er zijn terugkerende activiteiten zoals de seizoenen, sinterklaas, kerst en
verjaardagen. Deze feesten worden ieder jaar traditioneel gevierd.
De dagindeling is gebaseerd op momenten van actie en rust. We springen,
dansen, klimmen en klauteren met de kinderen maar we hebben ook periodes waarin we rustig een boekje lezen, een spelletje of puzzeltje doen aan de tafel. Er is een gevarieerd programma elke dag met een aantal rituelen zoals zingen voor het eten.
1.9 Stagiaires
Knorretje werkt af en toe met stagiaires. Dit kan variëren van snuffel, maatschappelijke stage tot een BBLer. (Beroeps Begeleid Leren) De BBLer zal in het eerste jaar de activiteiten met de kinderen en de verzorging van de kinderen onder begeleiding van een stage begeleidster uitvoeren.
In het tweede jaar zal zij deze activiteiten en verzorging onder toezicht doen en het
derde jaar zal zij alles zelfstandig uitvoeren maar de eind verantwoording ligt bij de
stage begeleidster.
1.10 Communicatie tussen kinderdagverblijf en ouders
Elke twee maanden verschijnt er een nieuwsbrief waarin iedereen op de hoogte wordt
gebracht van de laatste ontwikkelingen van Knorretje.
Iedere maand krijgt het kind een schriftje mee naar huis. Hierin schrijven roulerend de leidsters en u als ouder een verhaal over hoe het gaat met het kind bij Knorretje.
1.11 Overige
Knorretje is lid van de Branche vereniging.
De Oudercommissie is lid van BOINK. ( belangen vereniging voor ouders in de
kinderopvang)
1.12 Klachten
Bij KLACHTEN kunt u zich op de eerste plaats richten tot de leidsters van de groep.
Deze zaken worden altijd onder de aandacht gebracht bij Jolanda en Joke. Mocht u er niet uitkomen, dan kunt u contact opnemen met Jolanda en Joke.
Bij klachten die niet onderling kunnen worden opgelost, ongeacht de aard van de klacht,
kunnen de ouders en het k.d.v. zich richten tot de branche vereniging en Boink.
Het gaat hier om een klachtenregeling met een onafhankelijke klachtenprocedure via
de geschillencommissie.
2 Pedagogisch beleid
2.1 Algemeen
In het pedagogisch beleid staan;
Alle formele en informele afspraken die tezamen continuïteit en gelijk gerichtheid
geven aan het handelen met betrekking tot de opvoeding en ontwikkeling van kinderen.
Het gaat hierbij dus alleen om het handelen in de opvoeding, zoals het begeleiden van
kinderen bij het uiten van hun gevoelens, kinderen leren elkaar te respecteren en het
aanmoedigen van kinderen in hun motorische ontwikkeling.
In het pedagogisch beleid gaat het over hoe en waarom van het handelen van leidsters
met kinderen.
De leidsters dienen rekening te houden met de geaardheid en mogelijkheden van het
kind.
2.1.1 Visie
De visie op de ontwikkeling van ieder kind is;
-eerlijkheid
-loyaliteit
-betrouwbaarheid
-stimuleren om te spelen en samen spelen
-samen delen
-helpen naar zelfstandigheid
-werken aan zelfvertrouwen
-omgaan met eigen inbreng van het kind
-veiligheid en vertrouwen
2.1.2 Rol van de leidster
Opvoeden bereikt elk gebied van de ontwikkeling van kinderen;
-leidsters moedigen kinderen aan elkaar te helpen (sociale ontwikkeling)
-leidsters helpen met woorden bij b.v. het leggen van een puzzel (verstandelijke ontwikkeling)
-leidsters bemiddelen in ruzies tussen kinderen (sociaal-emotionele ontwikkeling)
-leidsters helpen kinderen met afscheidsverdriet (emotionele ontwikkeling)
-leidsters laten kinderen weten dat ze hen begrijpen, zodat kinderen hen vertrouwen en
weten dat ze mogen zijn wie ze zijn (emotionele ontwikkeling)
-leidsters helpen bij het klauteren op een klimrek (motorische ontwikkeling)
Communicatieve vaardigheden. Naast de kinderen heb je ook veel contact met ouders en collega’s. Je kunt je zowel op kindniveau als in het contact met volwassenen goed uitdrukken. Je spreekt duidelijk en kunt goed luisteren. Ook schriftelijk moet je je goed kunnen uitdrukken. Je rapporteert over alle kinderen in een kindvolgsysteem of andere rapportage. Dat betekent dat je goed moet bijhouden of alle kinderen voldoende aan bod komen.
Creativiteit. Knutselen, spelletjes spelen, dansen, toneelspelen, de natuur in. Door een juist daginvulling moet je er voor zorgen dat de kinderen zich niet gaan vervelen. Je stemt de activiteiten af op de leeftijd en vaardigheden van de kinderen.
Inlevingsvermogen. Een kind van acht jaar vindt andere dingen leuk dan een kind van drie. En een kind van vier jaar is met andere dingen bezig dan een kind van elf. Om goed op de verschillende doelgroepen aan te kunnen sluiten, moet je je kunnen inleven in wat kinderen leuk vinden en wat hen bezighoudt.
Organisatietalent. Kinderopvang gebeurt volgens een dagindeling die je samen met je collega’s en leidinggevende opstelt. Om ervoor te zorgen dat de dag volgens de planning verloopt, moet je goed kunnen plannen en organiseren. Je moet de kinderen structuur kunnen bieden, maar tegelijkertijd heb je ook een flinke dosis flexibiliteit nodig wanneer dat nodig is.
Samenwerken. Je staat nooit alleen op een groep. Samen met je collega’s ben je verantwoordelijk voor jullie groep. Om ervoor te zorgen dat alles goed verloopt, maak je samen afspraken, stel je samen een taakverdeling op en geef je elkaar feedback.
Zelfstandigheid. Je staat altijd met collega’s op een groep, maar je hebt vaak ook even alleen de verantwoordelijkheid. Zelf beslissingen kunnen nemen is dan belangrijk: ga ik de luier verschonen van Tom of help ik eerst Vera op het toilet?
Betrokkenheid. Je vindt het leuk om dagelijks met de kinderen bezig te zijn, ook als ze druk zijn, veel lawaai maken tijdens het spelen of veel aandacht en verzorging nodig hebben.
Verantwoordelijkheid. Ouders vertrouwen jou hun kostbaarste bezit toe. Het is belangrijk dat je de verantwoordelijkheid voor de kinderen serieus neemt.
2.1.3 Observatie en Mentor
De kinderen worden dagelijks geobserveerd in hun ontwikkeling.
De babies hebben hun eigen ritme en wordt dagelijks door gesproken met de ouders.
De ouders ontvangen aan het eind van de dag en baby briefje met daarop de slaap,-en flestijden en bijzonderheden in gedrag/ ontwikkeling.
Voor alle kinderen geldt dat als er door de leidster iets uitzonderlijks geobserveerd wordt zoals bv. ontwikkelingsachterstand of verandering van gedrag, dan worden de ouders gelijk ingelicht.
Indien nodig kan er een gesprek komen tussen leidster en ouders.
De kinderen krijgen een uitgebreide observatie bij 1, 5 en 3,5 jaar.
Dus op het moment dat het kind naar de peutergroep en naar de basisschool gaat.
Hierin observeren wij de taal, inzicht en de totale ontwikkeling van het kind.
Dit doen wij met een digitaal programma van Pravoo en zal uitgevoerd worden door de mentor van het kind en besproken worden met de ouders.
Alle bevindingen staan op papier die de ouders mee krijgen en deze kunnen zij evt. laten zien aan de basisschool van het kind en/of BSO.
Mocht er een school contact met ons willen hebben over het kind, vragen wij eerst toestemming aan de ouders.
Ieder kind van 0 tot 4 jaar heeft zijn/haar eigen mentor en als U ouder krijgt dit te horen tijdens het intake gesprek.
De mentor houdt regelmatig contact met de ouder over de ontwikkeling van het kind en plant indien nodig een extra gesprek in via de telefoon of er wordt een afspraak gemaakt om langs te komen op het kinderdagverblijf. De ouders mogen ook altijd een gesprek aanvragen als zij daar behoefte aan hebben.
Ook is de mentor degene die samen met de drie jarige de werkboekjes behandeld.
Tijdens de breng en haal momenten, is er altijd ruimte om de dag door te nemen.
Buiten de mentor heeft Uw kind vaste gezichten op de groep en werken wij niet met invallers.
2.2 Helpen naar zelfstandigheid en werken aan zelfvertrouwen
2.2.1 Zelfstandigheid
- De kinderen zelf een flesje of een beker te laten vasthouden.
We geven ze de tijd en proberen het steeds opnieuw.
We helpen ze door hun handen naar de fles/beker toe te brengen. - De kinderen zelf de stukjes brood of fruit te laten pakken.
We geven ze de tijd en proberen het steeds opnieuw.
We helpen ze door de stukjes voor ze neer te leggen of samen een stukje te pakken. - De kinderen de ruimte te geven, zowel letterlijk als figuurlijk.
We zorgen voor een leeg gebied voor rennen en fietsen en we geven de vrijheid om
dingen te ontdekken en te ondernemen.
We stellen alleen grenzen daar waar er gevaar dreigt of daar waar
andere kinderen hinder of last ondervinden. - De kinderen zelf te laten spelen.
We leggen speelgoed op de grond of tafel binnen handbereik of net buiten handbereik
voor de baby’s.
Bij het huilen van een baby pakken we het niet direct op, maar bieden opnieuw
speelgoed aan. - De kinderen zichzelf te laten aan- en uitkleden.
We geven ze de tijd en we stimuleren door ze complimenten te geven.
Op de grens van dreumes naar peuter laten we ze het uitkleden helemaal zelf doen
(schoenen, sokken, sjaal, jas enz.) - De kinderen de tijd te geven op de pot of wc te plassen, we dwingen niet.
We laten de kinderen kennis maken met de wc door er samen naar toe te gaan.
We zetten een kind pas op de wc wanneer het dit zelf aangeeft.
Wanneer kinderen niets aangeven en we hebben het idee dat ze er aan toe zijn,
proberen we het. Maar als ze niet willen, doen we het niet. - De kinderen hun beleg op de boterham te laten kiezen.
We stimuleren kinderen in het maken van een keuze.
Om het gemakkelijker voor ze te maken geven we ze een keuze uit twee soorten beleg.
Kunnen ze nog geen keuze maken dan geven we ze een boterham en
benoemen het beleg wat er op zit. - De kinderen mee te laten helpen met tafel dekken, opruimen en schoon maken van speelgoed.
We doen het samen en we geven complimenten en hebben geduld. - De kinderen zelf hun handen te laten wassen.
We kunnen het eerst voor doen. - Rekening te houden met het tempo en het kunnen van ieder individueel kind.
We laten dingen ‘mis’ lopen en reageren daarop door voor te stellen het nog eens te
proberen.
Bij alle dagelijkse gebeurtenissen bedenken we steeds; Kan dit kind het misschien zelf
of met een beetje hulp?
We realiseren ons dat volwassenen – vaak door haast – veel dingen onnodig van kinderen
overnemen. We willen dit voorkomen en zorgen voor hulpmiddelen waardoor kinderen zelfstandigheid kunnen laten zien.
2.2.2 Ontwikkeling van het kind.
Als pedagogisch medewerkers is ons doel dat het kind zich in een veilige en vertrouwde omgeving kan ontwikkelen.
Hierin nemen wij de volgende vier pedagogische basisdoelen in mee:
- Emotionele veiligheid: Het creëren van een veilige en geborgen omgeving waarin kinderen zich emotioneel kunnen ontwikkelen
- Persoonlijke competentie: Het stimuleren van zelfredzaamheid en het ontwikkelen van vaardigheden die kinderen in staat stellen zelfstandig te functioneren
- Sociale competentie: Het bevorderen van sociale vaardigheden en samenwerking, waardoor kinderen positief relaties kunnen opbouwen.
- Normen en waarden: Het overbrengen van respectvolle normen en waarden, met als doel positieve morele ontwikkeling van elk kind.
Om de ontwikkeling te stimuleren bieden wij activiteiten aan die aansluiten bij de ontwikkeling en behoefte van ieder kind.
Wij bieden activiteiten aan die passend zijn bij de leeftijd en de ontwikkeling waar het kind zich op dat moment in bevind.
De activiteiten die worden aangeboden kunnen we op splitsen in verschillende ontwikkelgebieden.
Zintuigelijke ontwikkeling:
Hierbij bieden wij verschillende voel activiteiten aan zoals het werken met verschillende texturen, hard en zacht en het werken met verschillende materialen zoals zand, klei, rijst of scheerschuim. Het verven met je handen of met juist met een kwast. Voetjes in de verf en stempelen of juist lopen over een vel papier.
We bieden speelgoed aan wat geluid maakt. Bijv. verschillende soorten rammelaars, met ander textuur en ander geluid. Muziekinstrumenten, speelgoed met knopjes enz.
Ook het naar buiten gaan geeft veel mogelijkheden met het stimuleren van de zintuigelijke ontwikkeling. Het zijn in een andere omgeving, de frisse buitenlucht. Het helpen in de moestuin en het voelen van het zand en aarden, het aaien van de beesten en het eten geven. Het ruiken aan verschillende bloemen of het helpen planten van de groenten in de moestuin. Zo zijn er oneindig veel mogelijk heden die wij dagelijks doen en bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van het kind.
Motorische ontwikkeling:
Onder de motorische ontwikkeling zien wij de grove en de fijne motoriek.
Bij veel activiteiten die wij aanbieden komt de motorische ontwikkeling aanbod.
Het verven met een kwast, kleuren, puzzelen heeft allemaal te maken met de fijne motoriek (het vasthouden van iets en het ergens op terug plaatsen/ tekenen)
Op de groep hebben wij verschillende loopwagens en karretjes waar de kinderen mee kunnen lopen. Hiermee leren de kinderen duwen en trekken.
Het klimmen en klauteren om de grove motoriek te stimuleren doen wij zowel binnen als buiten. Klimmen op het klimkussen, zelf gaan zitten op de banken en parcours maken van de stap stenen. Ook buiten bieden wij genoeg activiteiten aan om de motorische ontwikkeling te bevorderen. Wandelen in het bos, rennen en klimmen in de speelweide of fietsen buiten op het pleintje. Voor de aller kleinste hebben wij binnen een babygym en dagen wij ze met speelgoed uit om te rollen of juist om naar voor of achter te bewegen. Wij leggen baby’s op hun buik neer om zo hun nekspieren te ontwikkelen. Ook voor de aller kleinste hebben we buiten een heerlijke plek om hun grove motoriek te ontwikkelen. Liggen in het gras, leren rollen of heerlijk op de speelmat de omgeving leren kennen.
Cognitief ontwikkeling:
Al de verschillende ontwikkelingsgebieden die wij benoemen lopen allemaal in elkaar over en zijn met elkaar verbonden. Het loopt als een rode draad in elkaar over en het één helpt het ander te ontwikkelen.
De cognitieve ontwikkeling gaat in grote lijnen over denk en leerprocessen.
Door de toename van motorische- en sociale vaardigen zoals kruipen en het kunnen spelen met ander kinderen. De kinderen zijn dan instaat hun wereld letterlijk en figuurlijk te vergroten. Ze slaan spelenderwijs nieuwe informatie op.
Om de cognitieve ontwikkeling nog meer te stimuleren bieden wij verschillende activiteiten aan. Hierbij kan je denken aan allerlei speelgoed, maar ook veilige huis-, tuin- en keukenspullen vast te pakken en te onderzoeken. Speelgoed wat geluid maakt (knisperboekjes, piepbeesten) en speelgoed van verschillende materialen (glad, harig, ruw, zacht, hard) zijn interessant en op deze manier doet het kind verschillende ervaringen op. Aan de babygym hangen wij verschillende soorten speeltjes. De afwisseling van de speeltjes (materiaal, grootte, vorm) is hierbij belangrijk.
De kinderen laten nadenken wat er gebeurd is een goeie vorm van de conatieve ontwikkeling stimuleren.
Een voorbeeld van een activiteit die wij doen is, met een zachte bal spelen. Zo laten wij zien dat een bal kan rollen, in de lucht gegooid kan worden en ook weer terugkomt.
Ook de dagelijkse dingen die wij veel doen zijn heel belangrijk mij de ontwikkeling.
Dit is bijvoorbeeld het praten tegen de kinderen. Dit begint al op de babygroep. Door dat wij veel praten, samen geluidjes maken, zelf klanken voor doen en het benoemen van simpele dagelijkse dingen, stimuleren wij de taalontwikkeling van de baby’s op de groep. Bij de oudere kindjes is dit natuurlijk ook heel belangrijk. Door dat wij zoveel mogelijk benoemen en met de kinderen praten wordt hun woordenschat vergroot.
Een belangrijke activiteit die hierbij hoort en wij regelmatig op de groepen doen, is het voorlezen.
Wij laten de kinderen helpen het speelgoed te sorteren en op te ruimen. Niet alleen om te leren dat waarmee je speelt ook weer opgeruimd moet worden, het draagt ook bij aan de cognitieve ontwikkeling. Hierbij krijgen de kinderen inzicht dat het van de ene mand in de andere mand kan, een inschatting van wat is groot en wat is klein en wat past er allemaal in.
Zo zijn er nog veel meer activiteiten en dagelijkse dingen die wij doen en de cognitieve ontwikkeling stimuleren:
- Verstoppertje spelen (voorwerp verstoppen en kinderen laten zoeken)
- Muziek en zang (er wordt dagelijks gezongen met de kinderen en ook vaak gedanst, hiermee ontwikkeling je ook de taalontwikkeling mee en ritme)
- Blokken bouwen en stapelen
- Het zien van hun eigen spiegelbeeld in de spiegel en hun bewegingen constateren
Sociaal/ emotionele ontwikkeling:
Als pedagogisch medewerkers zien wij wat de kinderen nodig hebben en reageren wij hier adequaat op. Het hele proces van naar een kinderopvang gaan hoort bij sociaal, emotionele ontwikkeling.
Kinderen leren met behulp van ons, het met elkaar omgaan, het op elkaar wachten, samen werken en het leren van elkaar.
De dagelijkse dingen die wij doen op opvang stimuleren de sociaal en emotionele ontwikkeling. Hierbij kan je denken aan:
- Samen spelen
- Samen eten
- Zingen en dansen
- Knuffelen en troostmomenten
- Het elkaar helpen
- Het benoemen van de emoties
Al vanaf de baby’s is het erg belangrijk om te werken aan een positieve band tussen pedagogische medewerker en de kinderen. Dit doen wij door vasthouden, wiegen, knuffelen, koesteren, troosten, zingen en praten met de kinderen. Door dit te doen weet de baby/ het kind dat hij geliefd is.
Wij proberen de kinderen op hun niveau te begeleiden in hun sociaal emotionele ontwikkeling. Hier hoort ook confrontatie bij. Door te praten met de kinderen en uitleggen wat er gebeurt, leren kinderen niet alleen wat emoties zijn, maar ook wat de consequenties zijn. Wat doet het me een ander kind, wat is mijn eigen gevoel hierbij en hoe kan het opgelost worden.
We stimuleren de contacten met andere kinderen en geven de kinderen de mogelijkheid om een intensieve relatie op te bouwen met klein aantal leidsters.
2.2.3 Veiligheid, conflicten en gedrag
De kinderen leren overzien wat er moet gebeuren. Alleen wanneer een kind nog niet kan begrijpen waarom iets niet mag of wanneer het gevaarlijk is, stoppen we het gedrag abrupt.
Straffen komt pas aan de orde in uiterste nood, bijvoorbeeld wanneer het kind te boos of te door gedraaid is om voor rede vatbaar te zijn.
Bij conflicten of andere moeizaam verlopende contacten tussen de kinderen,
zorgen we dat we in de buurt zijn. Bij sommige kinderen is dat voldoende om ze de moed te geven te zeggen wat ze graag willen, met anderen proberen we samen aan het andere kind duidelijk te maken wat het probleem is en laten zo mogelijk de kinderen zelf naar een oplossing zoeken.
Bij grotere kinderen praten we ook achteraf over de gebeurtenissen om hen inzicht te
laten krijgen in de gevolgen van hun gedrag voor een ander kind.
Wij beoordelen wanneer een situatie te gevaarlijk of te angstig wordt voor een kind.
Die verantwoordelijkheid kan een kind niet zelf nemen. De kinderen kunnen daarvan op aan.
2.3 Kinderen met bijzonderheden in de ontwikkeling
Als er problemen in ontwikkeling of gedragsproblemen zijn bij kinderen, moet er soms samen met collega’s en ouders langer gezocht worden naar datgene dat helpt bij het oplossen van het probleem.
We gaan de ontwikkeling achterstand analyseren:
. Wat zou een reden kunnen zijn dat de ontwikkeling stagneert en hoe groot is de achterstand?
We gaan het gedragsprobleem analyseren:
- Wanneer komt het gedragsprobleem voor: bijvoorbeeld welk uur van de dag, met welke kinderen, met welke activiteit en/of wat is de rol van de leidster.
- Wanneer wordt het erger en wanneer valt het mee.
- Hoe is het welzijn van de kinderen in de groep.
- Zijn er conflicten tussen kinderen.
- Vervelen kinderen zich niet.
- Hoe is het met de rust in de groep.
Pas op dat je het gedragsprobleem niet spiegelt en daarmee versterkt. Corrigeer het probleemgedrag, troost het kind en laat het vervolgens weer spelen met de andere kinderen.
2.3.1 Kinderen met lichamelijke en /of psychische beperkingen
- Behandel het kind eerlijk en optimistisch. Zo leert het kind zichzelf te waarderen en om te gaan met tegenslagen.
- Neem problemen van groepsgenoten serieus en ga op zoek naar een oplossing.
- Verbied grappen niet maar bespreek hoe ze overkomen.
2.3.2 Bespreekbaar maken van gedrag met de ouders
In alle vormen van bijzonder gedrag maken we, nadat we overleg hebben gehad met het team, een afspraak met de ouders om op een rustig moment het gedrag van hun kind te bespreken.
- Samen kijken we naar een eventuele oplossing.
- We kijken ook naar de thuissituatie van het kind.
- We proberen op een lijn te staan in het belang van het kind.
- Eventueel kunnen we samen met de ouders kijken of we externe hulp gaan inschakelen, de huisarts wordt dan als eerste op de hoogte gebracht en evt. kunnen we ons beroepen op het consultatiebureau of JGZ.
2.3.3 Ondersteuning van de groepsleiding
- We bespreken het probleem met het hele team en Jolanda en Joke.
- We zorgen dat er steeds een evaluatie plaatsvindt waarin de leidsters steeds kunnen aangeven waar zij persoonlijk tegen aanlopen.
- Iedere leidster kan aangeven of zij het aankan om met dit probleem om te gaan en hoever zij hierin mee wil gaan.
- Als een leidster aangeeft het niet aan te kunnen, neemt een collega het over, we doen het met zijn allen als één team.
2.4 Dagindeling Knorretje
8.00 uur De kinderen komen binnen.
9.00 uur De kinderen mogen vrij spelen.
9.30 uur Water drinken met een kaakje, bezoekje aan de wc.
10.00 uur Een binnen of buiten activiteit.
11.00 uur Opruimen, handen wassen en de tafel dekken.
12.00 uur Lunchen.
12.30 uur Plassen, verschonen en naar bed.
Kinderen van alleen de ochtend worden opgehaald.
Kinderen die niet meer slapen gaan een boekje lezen.
13.00 uur Afwassen en de vloer schoonmaken.
Kinderen slapen of doen rustig een spelletje.
15.00 uur Knorretje ontwaakt en de kinderen worden aangekleed.
Water drinken en fruit eten.
16.00 uur Een binnen of buiten activiteit.
16.30 uur De eerste kinderen worden weer opgehaald.
De baby’s hebben natuurlijk hun eigen ritme.
2.5 Kindermishandeling en huishoudelijk geweld
Alle medewerkers zijn op de hoogte van de meldcode “kindermishandeling” en handelen hiernaar. Deze code bevat een protocol hoe om te gaan wanneer er een vermoeden is van kindermishandeling bij een kind.
Onder kindermishandeling wordt verstaan: Elke vorm van voor het kind bedreigende of gewelddadige interactie van fysiek, psychische of seksuele aard, die de opvoeders van het kind in de afhankelijkheidsrelatie, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend aan het kind in de vorm van fysieke en of psychische stoornissen.
3 Ouder beleid
In het ouder beleid gaat het over de omgang met de ouders.
3.1 Breng- en haalgesprekken
Wij nemen tijd voor breng- en haal gesprekken met de ouders.
Hoe beter we weten wat een kind thuis beleefd, hoe beter we het kunnen begeleiden.
3.2 Relatie met de ouders
Elke leidster is verantwoordelijk voor een goede relatie met de ouders van de kinderen
en zorgt ervoor dat de informatie uit het werkgebied aan de betreffende ouder wordt
door gegeven.
Op deze manier zorgen we ervoor dat ouders niet tussen wal en schip raken en de
pedagogische informatie over hun kind krijgen waar zij recht op hebben.
3.3 Intake gesprek en beginperiode
Tijdens de intake gesprekken praten we met de ouders over het reilen en zeilen van het
k.d.v. en het wennen van henzelf en hun kind. Ouders bepalen mede hoe dit wenproces zal verlopen om vertrouwd te raken met de nieuwe situatie.
In de beginperiode houden we zoveel mogelijk de manier van opvoeden van de ouders aan.
Zijn er grote verschillen tussen onze manier en die van de ouders, dan praten we
daarover.
We doen moeite om samen met ouders te komen tot een aanpak die voor het kind het
beste lijkt en die past binnen ons pedagogisch beleid.
3.4 Observatie en overgang gesprekken
We organiseren overgangsgesprekken wanneer een kind van de baby- naar de
peutergroep gaat en wanneer een kind van de peutergroep naar de basisschool gaat.
Dit doen we volgens een observatie programma Pravoo, waarin de ontwikkeling van het kind
wordt besproken.
3.5 Probleem-signalering
Problemen worden gesignaleerd en besproken in het team en met de betreffende ouder.
Op verzoek van ouders of leidsters kunnen deze gesprekken tussendoor plaats vinden.
3.6 Schriftje
Iedere maand wordt er in het schriftje van het kind door zowel de leidsters en de
ouders een stukje geschreven wat er zoal is gebeurd op het K.D.V. en thuis.
Begin van de maand worden de schriftjes door de leidsters meegegeven aan de ouders en de ouders leveren ze, geschreven, voor de 15e van de maand weer in bij de leidsters.
Na het verlaten van het K.D.V. wordt het schriftje mee gegeven.
3.7 Extra dagen
De ouders kunnen een extra dag afnemen, dit wordt aangevraagd via de mail en dan wordt er gekeken of de groepsgrootte dit toelaat.
4 Personeelsbeleid
4.1 Algemeen
4.1.1 Bezetting
Elke dag werken er twee of drie vaste leidster per groep.
4.1.2 Vier ogen beleid,Achterwacht en Drie uurs regeling
Vierogenprincipe
Op Knorretje (0-4 jaar) is het wettelijk verplicht het vierogen-principe toe te passen. Dit vormt een belangrijk onderdeel van het beperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag. Vanuit de wet wordt geeist dat de opvang zodanig wordt georganiseerd dat een pedagogisch medewerker, pedagogisch medewerker in opleiding, stagiair, vrijwilliger of andere volwassene de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Doel van dit principe is dat het risico op misbruik van kinderen wordt beperkt, en wel door te voorkomen dat volwassenen zich binnen een kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal gedurende langere tijd ongehoord of ongezien kunnen terugtrekken met een kind.
Knorretje is zo georganiseerd dat een pedagogisch medewerker, pedagogisch medewerker in opleiding, stagiair, vrijwilliger of andere volwassene haar werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
Knorretje geeft hier, op de volgende manier invulling aan:
De groepen openen gezamenlijk waarbij er 3 a 4 leidsters aanwezig zijn, vanaf 8.30 uur splits de groep en zijn er 2 of 3 leidsters per groep aanwezig.
Tijdens de pauze van de bovengroep zijn Jolanda of Joke aanwezig en ook het personeel houdt pauze in de keuken van de groep.
(De keuken is naast de groep en heeft een raam)
Tijdens de pauzes op de benedengroep zijn de leidsters altijd minimaal met z’n tweeën.
Tijdens het slapen van de kinderen is er een babyfoon aanwezig in de slaapkamers.
Vanaf 17.30 uur wordt er weer gezamenlijk gesloten met 3 leidsters.
Dit besluit is genomen in overleg met de oudercommissie
Achterwachtregeling
Een achterwacht is in twee situaties nodig:
Er is een pedagogisch medewerker op locatie, waarbij wordt voldaan aan de BKR. In deze situatie is een volwassene op afroep meteen beschikbaar.
Er is een pedagogisch medewerker op de locatie, waarbij niet aan de BKR wordt voldaan (drie-uursregeling). In deze situatie moet er een tweede volwassene op de locatie aanwezig.
Maandag: Melanie en Joke
Dinsdag: Melanie en Jolanda
Woensdag: Joke en Jorieke
Donderdag: Joke en Jolanda
Vrijdag: Jorieke en Joke
De volgende personen zijn bereikbaar als achterwacht:
Jolanda 0646606682
Joke 0651202003
3 Uurs regeling
De 3-uurs regeling is een regeling voor de Kinderopvang waarin er minder beroeps krachten worden ingezet dan vereist is.
Voor de peuter groep zijn dat 2 leidsters op 16 kinderen.
Voor de baby/dreumes groep is dat 3 a 4 leidsters, afhankelijk van hoeveel babies er die dag aanwezig zijn.
Bij knorretje is de 3 uurs regeling als volgt geregeld:
Wij openen met 2 groepen samen, dus van 0 tot 4 jaar met 3 leidsters en Jolanda/Joke op max. 14 kinderen.
Om 8.30 uur komt er 1 leidster bij,
De peuters gaan 8.30 uur naar boven met 2 leidsters en blijven er 2 leidsters en Jolanda/Joke bij de baby/dreumes groep, laatste leidster 9.00 uur.
Begin van de dag maken wij geen gebruik van de regeling.
In de pauzes van de baby/dreumesgroep zijn van 12.30 tot 13.30 uur Jolanda of Joke aanwezig.
Tijdens de pauzes van 13.30 tot 14.30 en 14.30 tot 15.30 uur zijn er 2 leidsters en maken wij 2 uur gebruik van de regeling.
Ook bij de peutergroep maken wij gebruik van 2 uur tijdens de pauzes
Bij de sluiting van de dag tussen 17.00 en 18.00 uur maken wij geen gebruik van de 3 uurs regeling.
Bij de peuters zijn er 2 leidsters tot 17.30 uur en daarna voegt de groep zich met de baby/dreumes groep.
Bij de baby/dreumes zijn er 2 leidsters van 17.00 – 18.00 uur en jolanda/Joke en anders Melanie/Jorieke.
Er wordt dus gezamenlijk gesloten.
4.1.3 Invallers
We werken niet met invalleidster zodat het aantal leidsters overzichtelijk blijft en de kinderen
een band kunnen opbouwen met alle leidsters.
Wel zijn er regelmatig stagiaires aanwezig, dit werkt ook als ondersteuning voor het personeel.
Jolanda en Joke springen regelmatig bij als ondersteuning bij uitstapjes en/of extra activiteiten zoals pasen en kerst.
Ook kunnen zij bijspringen op de baby groep bijvoorveeld bij het geven van flessen.
Mocht het een keer zo uitkomen dat er één leidster aanwezig is omdat de rest is gaan wandelen, kan zij een beroep doen op Jolanda of Joke.
Er zijn altijd minimaal twee leidsters aanwezig.
4.1.4 Vrije dagen
A.T.V. dagen worden gecompenseerd bij ziekte en/of vrije dagen van een collega.
Ook is het mogelijk dat een leidster van de beneden groep wordt ingezet bij de
bovengroep en andersom.
Vrije dagen worden in overleg met directe collega’s en vervolgens na goedkeuring van Jolanda en Joke opgenomen.
4.1.5 Werkoverleg en coach gesprekken
Drie a vier keer per jaar hebben de leidsters een werkoverleg waarin de kinderen, algemene zaken en het gekozen thema worden besproken.
Deze avonden zijn van 19.00 tot 21.00 uur en de uren hiervan vormen een vrije dag die
later kunnen worden opgenomen.
Dringende zaken rondom personeel, ouders en/of kinderen worden gelijk besproken .
Hiermee wordt niet gewacht tot het moment van een werkoverleg.
Ook heeft iedere leidster coach gesprekken, deze worden samen met leidster en coach ingevuld welke onderwerpen en op welke tijden.
De coach gesprekken kunnen varieren van individuele gesprekken rondom eigen ontwikkeling/leerdoelen, observatie van de kinderen en daarbij het oudergesprek of het uitwerken van thema’s. Er zijn ook groeps gesprekken over een bepaald onderwerp/thema.
Bij Knorretje wordt er 115 uur per jaar aan coaching gedaan, dit gebaseerd op het aantal leidsters in dienst.
4.1.6 Telefoon
De telefoontjes die binnen komen bij de beneden groep worden doorverbonden met de
boven groep en het kantoor als dat op hen betrekking heeft.
Er worden dus geen boodschappen aangenomen als de desbetreffende persoon aanwezig
is.
Is de persoon niet aanwezig dan wordt het opgeschreven in het overdracht schriftje.
4.1.7 Overdracht en taken
Er is ook bij beide groepen een overdracht schriftje aanwezig.
Hierin staat de overdracht naar een collega in beschreven en zaken die nog afgehandeld
moeten worden.
De taakuren van de leidsters worden na eigen inzicht ingevuld. Er zijn altijd momenten dat er 1 leidster extra staat op de groep, maar ook Jolanda of Joke kunnen voor een taakuur worden ingezet.
De taakuren worden gebruikt voor:
-schrijven van schriftjes
-observaties
-gesprekken met ouders
4.1.8 Inkomende post
De ingekomen post voor Jolanda en Joke wordt in het bakje gedaan.
4.1.9 Containers en schuur
De containers worden aan de weg gezet door de beneden groep en de schuur wordt
geopend en gesloten door de boven groep.
4.1.10 Privacy
Het K.D.V. kent een privacy reglement.
Dit beleid zorgt ervoor dat er geen informatie over ouders en/of kinderen buiten het
K.D.V. wordt besproken, dit is vertrouwelijk.
4.1.11 Veiligheid, gezondheid en hygiene
Iedere leidster heeft wekelijks een schoonmaak taak, dit kan de toilet, keuken,speelruimte,
slaapkamer, dweilen, gang of trap zijn.
Maandelijks wordt het grote speelgoed in de speelzaal en ramen gedaan.
Elke dag wordt natuurlijk de aankleedruimte gedaan, wc’tjes van de kinderen, tafels en vloeren.
Alle kinderen hebben hun eigen lakentje en dat wordt ook elke dag weer gewassen, elke dag weer een schoon en fris lakentje
Verder heeft Knorretje een beleid “veiligheid en gezondheid”
In dit beleid worden de kleine en grote risico’s beschreven en wat de maatregelen zijn om deze zo goed mogelijk te voorkomen en adequaat op te lossen.
Daarnaast wordt beschreven hoe kinderen geleerd wordt om om te gaan met kleine risico’s .
4.1.12 Seksuele intimidatie, agressie en geweld
Knorretje heeft een beleid dat tegen seksuele intimidatie is en tegen agressie en geweld zowel voor het personeel onderling als voor het personeel naar kinderen gericht. Bij overtreding van dit beleid volgt er een ontslag.
4.1.13 Drank, drugs en roken
Bij Knorretje geldt er een verbod op drank, drugs gebruik en een rookverbod binnen het
kinderdagverblijf en buiten in het zicht van de kinderen.
4.1.14 Ziekte
Het personeel dient op de hoogte te zijn over het ziekte verzuimbeleid, de VGWM, de
PAGO en de AOS.
Bij ziekte van het personeel wordt de ARBO dienst ingelicht en volgt de procedure die daaraan gekoppeld is.
De VGWM staat voor Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu.
Knorretje zal er alles aan doen om deze vier elementen te realiseren en te behouden.
Tijdens werkoverleg is dit een terug kerend onderwerp.
De PAGO en AOS staan voor Periodieke Arbeids Gezondheidkundig Onderzoek en
Arbeids Omstandigheden Spreekuur
5 Organisatie beleid
5.1 Openingstijden, haal- & brengtijden
De openingstijden van Knorretje zijn van 8.00 tot 18.00 uur.
De dagen dat Knorretje gesloten is, zijn de algemene feestdagen en twee weken in de zomervakantie.
De kinderen kunnen gebracht worden tussen 8.00 en 9.30 uur.
Tussen 12.30 en 13.00 uur gebracht en opgehaald worden (dit i.v.m. halve dagopvang) en
tussen 16.30 en 18.00 uur op gehaald worden. Eerder ophalen of later brengen is mogelijk in overleg met de leidsters.
Als uw kind door anderen wordt op gehaald, geef dit dan door aan de leidsters.
Hierbij is het noodzakelijk dat deze persoon bekend is bij Knorretje.
Zonder melding van de ouders, wordt het kind niet meegegeven.
5.2 Extra dagen
Extra dagen kunnen aangevraagd worden via de mail.
Als de groep de ruimte biedt voor een extra kind kan de aanvraag worden gehonoreerd.
5.3 Opzegtermijn
Het opzegtermijn is 1 maand en kan per de 1e of de 16e van de maand.
5.4 Minimale afname
Wij hebben een baby- , dreumes groep van 13 of 14 kinderen en een peuter groep van
14 a 16 kinderen.
Een kind is minimaal twee dagdelen aanwezig bij Knorretje.
5.5 Doorstromen
De doorstroom naar de peutergroep vindt plaats tussen de 2 en 2,5 jaar.
Als er een kind naar de basisschool gaat, stroomt er weer een dreumes door naar boven.
Wij proberen altijd te kijken naar evt. vriendjes of vriendinnetjes om die gezamenlijk
door te laten stromen.
5.6 Medicijnen
Ouders zijn verplicht om van tevoren toestemming te geven voor toedienen medicijnen.
5.7 Formulier slaapgedrag en wandelen
Via het KOVnet kunnen ouders een formulier in vullen om toestemming te geven voor het slaapgedrag van hun kind en toestemming geven voor een wandeling buiten het terrein van Knorretje.
Als de kinderen de stamgroep verlaten voor een wandeling gaan zij mee in de bolderkar, de kinderen van de peutergroep kunnen zelf lopen en houden dan de ringband vast bij de oversteek naar het bos.
Als wij de kinderboerderij bezoeken, lopen wij door het land en niet over de weg.
Buiten dat Knorretje het bos, de kinderboerderij en de waterspeeltuin om de hoek hebben zitten, zijn wij zelf ook in het bezit van een speelplaats, speelweide, dierenweide en een moestuin waar de kinderen mogen meehelpen met het zaaien van groeten en onkruid wieden.
De zelf geteelde groente gaat natuurlijk mee naar huis.
5.8 Huisregels voor de kinderen
Knorretje heeft een aantal regels die behoren tot ons beleid en die indien nodig
veranderd of bijgesteld kunnen worden:
- De kinderen blijven tijdens de maaltijd aan tafel
zitten totdat iedereen klaar is. - De eerste boterham is met hartigheid (vega worst voor de 1 jarige) of appelstroop en de tweede naar keuze zoals gestampte muisjes of gekleurde hagelslag.
- Na het eten gaan de kinderen plassen en handen wassen.
- De kinderen mogen niet van stoelen of tafels springen, niet met speelgoed gooien, niet
met ramen en deuren spelen, niet in de box klimmen, niet de mandjes leeg halen en niet lopen met kleurtjes en stiften. - Het speelgoed dat in de kast staat, wordt gepakt door de leidsters en wordt aan tafel
gespeeld. - Het speelgoed wordt eerst opgeruimd voordat er een nieuwe activiteit plaatsvindt.
- Regels zijn voor kinderen belangrijk en zij pakken dit vrij makkelijk op.
5.9 Evaluatie regels, afspraken en veiligheid
Knorretje zal er alles aan doen om het K.D.V. zo schoon, veilig en kind vriendelijk te
houden. Twee keer per jaar worden alle regels, afspraken en veiligheidskeuringen geëvalueerd
en indien nodig behandeld.
5.10 Klachten behandeling
Klachten van welke aard dan ook worden gelijk behandeld.
5.11 Vragen
Voor vragen over uw kind kunt u terecht bij de leidsters van de groep. Jolanda is gespecialiseerd in het financiële gedeelte , Joke voor de planning en organisatie en Marijke voor de personele zaken.
5.12 Oudercommissie
Vanaf januari 2005 hebben wij een oudercommissie, deze bestaat uit een aantal ouders, zij stellen zich aan u voor op de informatieborden in de gangen beneden. U ontvangt na elke vergadering een email met de notulen van de oudercommissie. Zij komen ongeveer vier tot zes keer per jaar bij elkaar waarvan twee keer met Jolanda en Joke.
Hierin worden alle zaken rondom de organisatie besproken.
De oudercommissie heeft een adviserende rol en ondersteunen Jolanda en Joke.
5.13 Kinderziektes
De stappen die genomen moeten worden bij kinderziektes voeren wij uit volgens de
protocollen van de GGD.
Daarnaast heeft Knorretje ook zijn eigen protocollen t.a.v. deze kinderziektes.
Deze hangen wij op indien dat nodig is, maar u kunt ze altijd inlezen op de groep.
Als een kind ziek wordt bij Knorretje worden de ouders altijd gebeld om ze hiervan op de hoogte te stellen. We vragen de ouders om hun kind dan eerder op te halen, dit gaat altijd in overleg met de ouders omdat Knorretje goed begrijpt dat een ouder niet altijd direct kan komen.
5.14 BHV
In het team zijn twee of meer bedrijfshulpverleners aanwezig.
Zij zijn in bezit van een diploma E.H.B.O en communicatie / begeleiding bij brand.
Ieder jaar gaan de leidsters op herhaling cursus.
Daarnaast hebben alle leidsters een specifieke diploma kinder EHBO en deze zal ook ieder jaar herhaald worden.
6 Financieel beleid
6.1 Speelgoed en spelmateriaal
In het totale budget zit een vast budget per jaar voor speelgoed en ander
spelmateriaal voor beide groepen samen. In onderlinge overleg bespreken we wat op een bepaald moment prioriteit heeft.
6.2 Schoonmaak en levensmiddelen
Er is een vast budget voor schoonmaak,- en levensmiddelen.
6.3 Groot materiaal
Ieder jaar wordt er een bedrag gereserveerd voor onderhoud en aanschaf voor groot
materiaal of meubels.
6.4 Ziekte
Zieke leidsters vervangen wij binnen het team zelf op, zodat voor de kinderen alles gewoon doorgaat, aangezien zij de leidsters allemaal kennen.
6.5 Vakantie
Vakantiedagen van de leidsters worden ook volledig opgevangen.
7 Accommodatie beleid
7.1 Persoonlijke bezittingen en slaapplek
Alle kinderen hebben een eigen mandje en met een ander kind een bedje.
Zij hebben wel allemaal hun eigen lakentjes.
7.2 Variatie in ruimtes
Er zijn verschillende ruimtes zo ingericht dat er rustig een spelletje of puzzeltje
gedaan kan worden, een knutsel hoekje, een poppen hoekje, spring en klauter hoekjes.
Op de dag is er ruimte voor het kind om zelf een keuze te maken wat zij willen gaan
doen.
7.3 Kinderhoogte
Kranen en toilet zijn op kinderhoogte en tevens is er een kinderleuning bij de trap.
7.4 Speelgoed
Bij de aanschaf van speelgoed en spelmateriaal letten we erop dat facetten van de
ontwikkeling van de kinderen aan bod kunnen komen.
7.5 Buitenverblijf
Buiten is er genoeg ruimte voor de dreumesen en peuters.
Er is ook een buiten box voor de baby’s.
7.6 Beheer van gebouw, terrein en inventaris
Er is een doelmatig beheer van het gebouw, het buiten terrein en de inventaris.
Periodieke inventarisatie van onderhoudszaken zoals speeltoestellen en alle controles
op veiligheid en gezondheid.
7.7 Onderhoud en keuringen
Van de onderhoudszaken wordt een logboek bij gehouden net zoals bij de keuringen van
de brandblusapparaten en de c.v. ketel.
Beleidsplan Veiligheid & Gezondheid
Inhoudsopgave
1 Inleiding
1.1 Introductie
2 Missie en visie
3 Grote risico’s
4 Omgang met kleine risico’s
5 Risico-inventarisatie
6 Thema’s uitgelicht
6.1 Grensoverschrijdend gedrag
6.2 Vierogenprincipe
6.3 Achterwachtregeling
6.4 3 Uurs regeling
6.5 Mentorschap
7 EHBO regeling
8 Beleidscyclus
8.1 Beleidscyclus
8.2 Plan van aanpak
8.3 Welke maatregelen worden genomen?
8.4 Evaluatie
9 Communicatie en afstemming intern en extern
10 Natuur en dieren
1 Inleiding
Introductie
Voor u ligt het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid van Knorretje. Met
behulp van dit beleidsplan wordt inzichtelijk gemaakt hoe we op onze locatie werken. Met als doel de kinderen en medewerkers een zo veilig en gezond mogelijke werk, speel en leefomgeving te bieden waarbij kinderen beschermd worden tegen risico’s met ernstige gevolgen en leren omgaan met kleine risico’s. Dit beleidsplan is geldig vanaf 1 januari 2018.
Knorretje is eindverantwoordelijke voor het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid. Een beleid komt in de praktijk echter pas goed tot zijn recht als alle medewerkers zich betrokken voelen en het beleid uitdragen. Daarom zal er tijdens elk teamoverleg een thema, of een onderdeel van een thema, over veiligheid of gezondheid op de agenda staan. Dit om continu in gesprek te blijven over het beleid. Zo blijven we scherp op onze werkwijzen, kunnen we monitoren of genomen maatregelen wel of niet effectief zijn en kunnen we bij veranderingen in de omgeving of situatie, zoals bij verbouwingen of veranderingen in de inrichting, direct controleren of het beleid al dan niet moet worden aangescherpt.
2 Missie, visie en doel
Missie:
Wij vangen kinderen op in een veilige en gezonde kinderopvang. Dit doen we door:
– kinderen af te schermen van grote risico’s
– kinderen te leren omgaan met kleinere risico’s
– kinderen uit te dagen en te prikkelen in hun ontwikkeling
Visie:
Knorretje staat voor kinderopvang waar gewerkt wordt vanuit passie en vanuit waar we een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling, opvoeding en verzorging van kinderen. Het blijven uitdagen van kinderen en het leren omgaan met verschillende soorten situaties vormen daarvan een belangrijk onderdeel. Een veilige en gezonde leef- en speelomgeving vormt de basis van dit alles.
Doel:
Vanuit de wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang dienen wij een beleid te creeeren ten aanzien van Veiligheid en Gezondheid waar alle medewerkers zich verantwoordelijk voor voelen. De belangrijkste aandachtspunten binnen het vormgeven van het beleid zijn: 1) het bewustzijn van mogelijke risico’s, 2) het voeren van een goed beleid op grote risico’s en 3) het gesprek hierover aangaan met elkaar en met de externe betrokkenen. Dit alles met als doel, een veilige en gezonde omgeving te creëren waar kinderen onbezorgd kunnen spelen en zich
optimaal kunnen ontwikkelen.
3 Grote risico’s
Voorbeelden van grote risico’s
Fysieke veiligheid
– Vallen van hoogte
– Verstikking
– Vergiftiging
– Verbranding enz
Sociale veiligheid
– Grensoverschrijdend gedrag
– Kindermishandeling
– Vermissing
Gezondheid
Meest voorkomende infecties zijn:
Gastro enteritis (bijvoorbeeld diarree door onhygienisch werken bij luier verschonen = kruisbesmetting)
Voedselinfectie of voedselvergiftiging
Huidinfectie (bijvoorbeeld krentenbaard)
Luchtweginfectie (bijvoorbeeld RS virus)
Fysieke veiligheid
Ten aanzien van fysieke veiligheid hebben we alle voorkomende gevallen opgenomen in de werkinstructies om te voorkomen dat dit gebeurt.
Mocht er toch wat gebeuren gaat de maatregelen van start die geleerd is in de kinder EHBO en de BHV.
Sociale veiligheid
Ten aanzien van sociale veiligheid hebben we de volgende risico’s gedefinieerd als grote risico’s:
Grensoverschrijdend gedrag. Genomen maatregelen zijn: altijd eerst in gesprek met collega en leiding. Gesprek met de ouders kan daarop volgen.
Kindermishandeling. Genomen maatregelen zijn: handelen naar het protocol mishandeling.
Vermissing. Genomen maatregelen zijn: na het signaleren meteen politie in schakelen.
Gezondheid
Ten aanzien van gezondheid hebben we de volgende risico’s gedefinieerd als grote risico’s:
Gastro enteritis (bijvoorbeeld diarree door onhygiënisch werken bij luier verschonen = kruisbesmetting)
Voedselinfectie of voedselvergiftiging
Infectie via water (legionella)
Huidinfectie (bijvoorbeeld krentenbaard)
Luchtweginfectie (bijvoorbeeld RS virus)
Verspreiding van en besmetting met deze gezondheidsrisico’s kunnen worden voorkomen door ons te houden aan de huisregels
4 Omgang met kleine risico’s
Al jong begrijpen kinderen dat bepaalde dingen wel of niet mogen, maar pas vanaf de leeftijd van gemiddeld twee jaar kun we kinderen echt leren omgaan met diverse kleine risico’s, omdat ze dan de context van afspraken in relatie tot het risico leren begrijpen. Vanaf een jaar of twee kun we dus afspraken maken met de kinderen om kleine risico’s te voorkomen. We maken afspraken die gelden tijdens spelsituaties of activiteiten en hoe om te gaan met bijvoorbeeld speelgoed en gereedschap. Om kinderen mee te laten helpen om risico’s te beperken hebben we ook ten aanzien van gezondheid afspraken gemaakt.Het wassen van de handen na toiletbezoek of het houden van een hand voor de mond tijdens niezen of hoesten.
Onze missie is onze kinderen een zo veilig en gezond mogelijke opvang te bieden. Hierbij willen we ongelukken of ziekte als gevolg van een bijvoorbeeld niet schoon of ondeugdelijk speelgoed voorkomen. Maar met overbescherming doen we de kinderen uiteindelijk ook geen goed. Daarom beschermen we de kinderen tegen grote risico’s. Een bult, een schaafwond of iets dergelijks kan gebeuren. Sterker nog, er zit ook een positieve kant aan:
• Het heeft een positieve invloed op de motorische vaardigheden
Het vergroot zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en doorzettingsvermogen •
Het vergroot sociale vaardigheden
Daarom aanvaarden wij op Knorretje de risico’s die slechts kleine gevolgen kunnen hebben voor de kinderen en leren ze hier op een juiste manier mee om te gaan. Om risicovolle speelsituaties veilig te houden moeten kinderen zich daarom tijdens spelsituaties of activiteiten houden aan diverse afspraken. Daarnaast zijn er afspraken over hoe om te gaan met spullen als speelgoed en gereedschap, dit om te voorkomen dat door oneigenlijk gebruik letsel kan ontstaan.
Om gezondheidsrisico’s te beperken en de kinderen hieraan zelf bij te laten dragen zijn daarom goede afspraken met kinderen noodzakelijk. Afspraken die met kinderen zijn gemaakt zijn het wassen van de handen na toiletbezoek of het houden van een hand voor de mond tijdens niezen of hoesten.
De exacte afspraken die zijn gemaakt met kinderen zijn terug te vinden in de risico-inventarisatie in bijlage 3 De afspraken worden regelmatig met de kinderen besproken en herhaald. Bijvoorbeeld voorafgaand aan een activiteit of spel, voorafgaand aan een verschoning moment of in periodes dat veel kinderen en medewerkers verkouden zijn.
5 Risico-inventarisatie
Om in kaart te brengen hoe Knorretje met eventuele risico’s omgaat, wordt er ieder jaar geïnventariseerd : of de werkinstructies, protocollen en andere afspraken er ook daadwerkelijk toe leiden dat risico’s tot het minimum worden beperkt.
In januari hebben we de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid uitgevoerd. Aan de hand van deze inventarisatie hebben we de risico’s op onze locatie in kaart gebracht. De grote risico’s zijn reeds beschreven in hoofdstuk 3. In bijlage 2 zijn de uitkomsten van de risico-inventarisatie terug te vinden, evenals het hieruit volgende actieplan.
6 Thema’s uitgelicht
6.1 Grensoverschrijdend gedrag
Grensoverschrijdend gedrag door volwassenen of door kinderen kan een enorme impact hebben op het welbevinden van het getroffen kind. Het gaat om het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen. Onder grensoverschrijdend gedrag vallen zowel seksuele, fysieke als psychische grensoverschrijdingen. Het ziet bijvoorbeeld ook toe op pestgedrag van kinderen onderling.
Grensoverschrijdend gedrag door volwassenen of door kinderen kan een enorme impact hebben op het welbevinden van het getroffen kind. Op onze locatie heeft dit thema dan ook onze bijzondere aandacht. We hebben de volgende maatregelen genomen om grensoverschrijdend gedrag met elkaar te voorkomen en wat te doen als we merken dat het toch gebeurt:
• Tijdens teamoverleg wordt regelmatig over het onderwerp gesproken om zo een open cultuur te creeren waarbij medewerkers elkaar durven aan te spreken.
• De Meldcode Huishoudelijke geweld en kindermishandeling wordt nageleefd.
• In het pedagogisch beleidsplan hebben we opgenomen dat kinderen wordt geleerd hoe je met elkaar om kunt gaan waarbij respect is voor normen en waarden. Zo weten kinderen wat wel en niet toelaatbaar is, en wat gepast en ongepast gedrag is.
• Daarnaast leren we kinderen dat het belangrijk is dat ze het direct aangeven als zij bepaald gedrag ervaren dat niet wenselijk is. We helpen ze mondiger te maken op momenten dat dit nodig is.
De volgende maatregelen worden genomen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen:
• Alle medewerkers hebben een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG verklaring).
• We werken met een vierogenbeleid.
• Medewerkers kennen het vierogenbeleid
• Het vierogenbeleid wordt goed nageleefd.
• Medewerkers spreken elkaar aan als ze merken dat het vierogenbeleid niet goed wordt nageleefd.
• Er zijn duidelijke afspraken hoe er gehandeld moet worden bij grensoverschrijdend gedrag bij kinderen onderling.
• Medewerkers kennen de afspraken hoe er gehandeld moet worden als een kind een ander kind mishandelt.
• Er is een meldcode huiselijk geweld en protocol wat te doen als kindermishandeling.
• Medewerkers kennen de meldcode en passen hem toe bij een vermoeden van kindermishandeling.
6.2 Vierogenprincipe
Op Knorretje (0-4 jaar) is het wettelijk verplicht het vierogen-principe toe te passen. Dit vormt een belangrijk onderdeel van het beperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag. Vanuit de wet wordt geeist dat de opvang zodanig wordt georganiseerd dat een pedagogisch medewerker, pedagogisch medewerker in opleiding, stagiair, vrijwilliger of andere volwassene de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Doel van dit principe is dat het risico op misbruik van kinderen wordt beperkt, en wel door te voorkomen dat volwassenen zich binnen een kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal gedurende langere tijd ongehoord of ongezien kunnen terugtrekken met een kind.
Knorretje is zo georganiseerd dat een pedagogisch medewerker, pedagogisch medewerker in opleiding, stagiair, vrijwilliger of andere volwassene haar werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
Knorretje geeft hier, op de volgende manier invulling aan:
De groepen openen gezamenlijk waarbij er 3 a 4 leidsters aanwezig zijn, vanaf 8.30 uur splits de groep en zijn er 2 of 3 leidsters per groep aanwezig.
Tijdens de pauze van de bovengroep zijn Jolanda of Joke aanwezig en ook het personeel houdt pauze in de keuken van de groep.
(De keuken is naast de groep en heeft een raam)
Tijdens de pauzes op de beneden groep zijn de leidsters altijd minimaal met z’n tweeën.
Tijdens het slapen van de kinderen is er een babyfoon aanwezig in de slaapkamers.
Vanaf 17.30 uur wordt er weer gezamenlijk gesloten met 3 leidsters.
Dit besluit is genomen in overleg met de oudercommissie.
6.3 Achterwachtregeling
Een achterwacht is in twee situaties nodig:
Er is een pedagogisch medewerker op locatie, waarbij wordt voldaan aan de BKR. In deze situatie is een volwassene op afroep meteen beschikbaar.
Er is een pedagogisch medewerker op de locatie, waarbij niet aan de BKR wordt voldaan (drie-uursregeling). In deze situatie moet er een tweede volwassene op de locatie aanwezig zijn of binnen 30 minuten op locatie kunnen zijn. Deze persoon is tijdens opvang tijden altijd telefonisch bereikbaar.
Maandag: Melanie en Joke
Dinsdag: Melanie en Jolanda
Woensdag: Joke en Jorieke
Donderdag: Joke en Jolanda
Vrijdag: Jorieke en Joke
De volgende personen zijn bereikbaar als achterwacht:
Jolanda 0646606682
Joke 0651202003
6.4 3 Uurs regeling
De 3-uurs regeling is een regeling voor de Kinderopvang waarin er minder beroeps krachten worden ingezet dan vereist is.
Voor de peuter groep zijn dat 2 leidsters op 16 kinderen.
Voor de baby/dreumes groep is dat 3 a 4 leidsters, afhankelijk van hoeveel babies er die dag aanwezig zijn.
Bij knorretje is de 3 uurs regeling als volgt geregeld:
Wij openen met 2 groepen samen, dus van 0 tot 4 jaar met 3 leidsters en Jolanda/Joke op max. 14 kinderen.
Om 8.30 uur komt er 1 leidster bij.
De peuters gaan 8.30 uur naar boven met 2 leidsters en blijven er 2 leidsters en Jolanda/Joke bij de baby/dreumes groep, laatste leidster start 9.00 uur
Begin van de dag maken wij geen gebruik van de regeling.
In de pauzes van de baby/dreumesgroep zijn van 12.30 tot 13.30 uur Jolanda of Joke aanwezig.
Tijdens de pauzes van 13.30 tot 14.30 en 14.30 tot 15.30 uur zijn er 2 leidsters en maken wij 2 uur gebruik van de regeling.
Ook bij de peutergroep maken wij gebruik van 2 uur tijdens de pauzes
Bij de sluiting van de dag tussen 17.00 en 18.00 uur maken wij geen gebruik van de regeling.
Bij de peuters zijn er 2 leidsters tot 17.30 uur en daarna voegt de groep zich met de baby/dreumes groep.
Bij de baby/dreumes zijn er 2 leidsters tot 17.00-18.00 uur en Jolanda/Joke en melanie/Jorieke.
Er wordt dus gezamenlijk gesloten.
6.5 Mentorschap
Ieder kind heeft recht op een eigen mentor.
Wij hebben de kinderen onderverdeeld bij de leidsters en in de hal van beide groepen kunt U zien welke leidster bij Uw kind hoort.
Deze leidster zal de observatie van Uw kind uitvoeren en met U bespreken.
Op het moment dat zij naar de peutergroep gaan en rond 3,5 jaar.
Deze leidster zal dus ook iets meer van Uw kind afweten omdat zij er meer mee bezig zijn.
Dat neemt niet weg dat de andere leidsters ook met Uw kind bezig zijn en heel goed weten hoe zij zich ontwikkelen en hoe het gaat bij Knorretje.
U kunt natuurlijk ook aan alle leidsters van Uw kind de vragen stellen die U wilt.
TWEE VASTE GEZICHTEN
Voor ieder kind moeten er 2 vaste gezichten zijn.
Als de één er niet is, dan is het verplicht dat de andere leidster er wel is.
Nu zijn er bij Knor 4 vaste leidsters op de groep, dus voor de kinderen blijven het vaste gezichten.
Wij werken niet met verschillende invals krachten.
Dus U kunt zelf beslissen welke leidsters U vaste gezicht is voor Uw kind.
Het is bij ons niet van belang, maar het is wettelijk verplicht om dit te regelen en door te geven aan de ouders.
7 EHBO regeling
Om adequaat te kunnen handelen bij incidenten is het noodzakelijk dat er tijdens openingsuren op elke locatie minimaal 2 volwassene aanwezig zijn met een geldig en geregistreerd certificaat voor kinder-EHBO.
Knorretje heeft 4 leidsters met kinder EHBO en 5 BHV.
In bijlage 5 zitten de diploma’s van de medewerkers.8 Beleidscyclus
8.1 Beleidscyclus
Van doelen naar maatregelen en acties en het bijstellen van beleid
Een beleidscyclus bestaat uit vier fasen:
1. Een eerste fase waarin voorbereidingen worden gedaan om de risico-inventarisatie te kunnen uitvoeren. Dit wordt gedaan door Marijke en Joke.
2. Een tweede fase waarin daadwerkelijk aan de slag wordt gegaan met de risico-inventarisatie. In deze fase wordt de inventarisatie door alle personeels leden gelezen en er worden verbeter punten aangebracht.
3. Een derde fase waarin wordt opgesteld hoe deze verbeterpunten het beste aangepakt kunnen worden, in de vorm van een plan van aanpak.
4. En een laatste vierde fase om te evalueren of de aanpassingen hebben geleid tot verbetering.
8.2 Plan van aanpak
Marijke en Joke voeren alle keuringen uit en beschrijven deze in de werkinstucties. (januari) Dit wordt door het hele team gelezen en aangevuld daar waar nodig is. (februari) Hieruit volgen de huisregels voor gezondheid en aktieplan voor de veiligheid.(maart)
Tijdens het werkoverleg wordt dit in april/mei door genomen.
8.3 Welke maatregelen worden genomen?
Welke maatregelen er genomen worden, wordt beschreven in bijlage 1 en 2.
8.4 Evaluatie
De evaluatie vindt plaats in mei en september.
Mocht het nodig zijn om een verandering eerder door te voeren, kan dat aangepast worden.
Het is een vast punt op de agenda voor het werkoverleg.
9 Communicatie en afstemming intern en extern
Intern en extern betrokkenen (pedagogisch medewerkers, pedagogisch medewerkers in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders)
We vinden het belangrijk dat medewerkers zich betrokken voelen bij het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Wanneer het beleidsplan voor veiligheid en gezondheid wordt opgesteld of bijgesteld, spelen zij dan ook allen een actieve rol hierin. Wanneer een nieuwe medewerker op de locatie komt werken zorgen we voor een uitgebreide introductie in het veiligheids- en gezondheidsbeleid, met indien nodig eventuele extra opleiding en instructies.
Tijdens het werkoverleg is het bespreken van mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s een vast agendapunt. Zo wordt het mogelijk zaken bespreekbaar te maken en direct bij te stellen.
Tijdens het intake gesprek berichten we ouders over onze activiteiten ten aanzien van veiligheid en gezondheid. Zo zijn ouders direct op de hoogte van onze visie ten aanzien van veiligheid en gezondheid. Daarnaast worden ouders via de maandelijkse nieuwsbrief en via de oudercommissie op de hoogte gehouden van lopende activiteiten. Wanneer er vragen zijn van ouders worden deze zo mogelijk ter plekke beantwoord. Wanneer deze vraag voor meerdere ouders interessant is, wordt deze tevens in de nieuwsbrief opgenomen.
10 Natuur en dieren
Natuur en bewegen gaan samen, minimaal een uur buiten spelen.
Bewegen is gezond
Knorretje ligt in een natuurlijke omgeving en daar maken wij regelmatig gebruik van.
Natuur beleving draagt bij aan de ontwikkeling van alle ontwikelings gebieden.
Een groene omgeving is goed voor de motoriek, het ruimtelijk inzicht en de scociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen, ook zien, voelen ruiken en proeven.
Zo blijkt uit onderzoek.
De natuur oordeelt niet.
Als iets niet lukt, ga je gewoon wat anders doen.
Ontdekken, grenzen verkennen, verzamelen en bouwen.
Er is sprake van actie-reactie-actie, dat verhoogt het oplossende vermogen.
Er zijn voortdurend activiteiten met directe feedback.
Zo leer je spelenderwijs hoe de wereld in elkaar zit, het stimuleert het denken.
De natuur zorgt voor meer afwisseling, meer beweging en heeft een rustgevend werking op kinderen.
In de natuur zijn kinderen op hun best en hebben minder snel ruzie dan wanneer zijn binnen zijn.
De natuur biedt een veelzijdige omgeving, er zijn diertjes, je kunt klimmen en alles is anders in de verschillende seizoenen en onder andere weersomstandigheden.
De natuur is elke dag anders, je doet steeds nieuwe ontdekkingen.
Dat biedt uitdagingen.
Je leert je beperkingen, je leert je grenzen kennen en dat is goed voor de ontwikkeling van het zelfbeeld.
Je huid maakt vitamine D wanneer je buiten bent en de zon op je huid schijnt.
Ook als het overdag bewolkt is, komt er zonlicht (UV_B stralen) op je huid.
Wanneer je veel buiten komt, heb je meestal voldoende vitamine D.
Obesitas komt steeds vaker voor bij kinderen.
Kinderen brengen tegenwoordig twee keer zoveel tijd binnen dan 20 jaar geleden.
De digitale wereld lijkt hen meer te bieden.
Door veel buiten te bewegen is de kans op obesitas kleiner.
Knorretje vindt de omgang met dieren belangrijk.
Kinderen leren veel van dieren.
Ze leren verantwoordelijkheid nemen zodra er een dier is wat zij mogen verzorgen.
Ook blijkt uit onderzoek dat kinderen die met dieren omgaan meer zelfvertrouwen krijgen, meer empathisch vermogen ontwikkelen en respect hebben voor anderen.
Zij hebben daar de rest van hun leven profijt van.
Kinderen stellen zich sneller open en durven eerder te praten met een dier.
Niet voor niets zijn er volop professionele instituten die dieren inzetten in bv. therapievormen met kinderen.
Een hond, konijn of paard, het zijn allemaal geduldige luisteraars die geheimen kunnen bewaren en geen oordeel vellen.
Maar wat als een dier dood gaat ??
Een dier leert een kind veel over het leven, ziek worden hoort daar bv. bij.
Net als geboren worden, ouder worden en dood gaan.
Een eerste kennismaking met de dood is nooit leuk, maar het biedt wel de kans om er open over te praten en het uit te leggen.